Serdar Gözübüyük maakte in 2010 zijn debuut in de Eredivisie en floot de afgelopen jaren onder meer in de Champions League en de EK-kwalificatie. De 34-jarige leidsman, die in zijn jeugd op hoog niveau als doelman actief was bij Olympia Haarlem, kende een zware weg richting het profvoetbal. “Ik ben blij dat ik ondanks alle haters ben doorgegaan”, zegt een uitgesproken Gözübüyük in het programma Bij Andy in de Auto. Gözübüyük komt in de zomer met een boek, waarin hij van plan is het nodige te onthullen en hard belooft uit te halen richting een collega.
“Die pak ik wel een keer terug, dat zal ik nooit vergeten. Een collega is nog steeds actief in de Eredivisie. Dat ga je wel lezen. Hij loopt nog net niet op naaldhakken en met botox in zijn gezicht”, zegt de scheidsrechter. “Een collega-scheidsrechter, ja. Ik ga wel benoemen wat hij over mij heeft geroepen en wat voor dingen hij heeft gedaan. Ik zal nooit vergeten wat voor beeldvorming er in de beginjaren van mij is gecreëerd, wat voor verdriet dat ook mijn vrouw en mijn gezin heeft gebracht.”
“Ik heb zoveel dingen meegemaakt. Mensen denken allemaal: scheidsrechters, dit of dat. Maar ook daar is strijd”, gaat Gözübüyük verder. “Daarom wilde ik nooit afhankelijk zijn, van: ik moet die wedstrijd hebben, want anders verdien ik geen geld. Rot op, man. Als ik nu geen wedstrijd heb, ga ik leuke dingen doen met mijn kids. Ik ben blij dat ik onafhankelijk ben.”
“Die persoon doet het hartstikke goed als scheidsrechter, daar gaat het niet om. Maar het gaat mij meer om het karakter, dat er dingen zijn gebeurd waar ik achter ben gekomen. Dat heb ik ook gezegd tegen de KNVB, want bij een andere werkgever waren er wel dingen gebeurd. Dat ga ik wel onthullen in mijn boek, dat wordt wel een shock voor bepaalde mensen”, belooft Gözübüyük. Hij vertelt dat zijn Champions League-debuut altijd zijn droom is geweest. “Daar heb ik ook fucking hard voor gewerkt. Dat was een emotioneel moment.”
“Mijn ouders zeiden altijd: ‘Ga naar de universiteit’. De Champions League was mijn universiteit. Mensen lachten me vroeger altijd uit dat het niet zou lukken. Toen het was gelukt, kreeg ik wat meer respect terug”, gaat de leidsman verder. Gözübüyük erkent dat hij soms wat mist in een wedstrijd. “Maar dan geef je elkaar na afloop een hand. Dat vind ik weleens jammer van mensen er omheen, of het nu directeuren zijn. Dan staan ze daar in de catacomben en dan maken ze een opmerking, waarvan ik denk: waarom doe je dat? Tijdens de wedstrijd boeit het me niet, maar om het na de wedstrijd voor een camera te doen is de makkelijkste weg om iemand zwart te maken.”