Er is een wetmatigheid in het voetbal die voor supporters zowel geruststellend als beangstigend moet zijn. Namelijk dat elke voetbalclub maar één trainer is verwijderd van een totale crisis of een succesperiode.
Tijdens analyses op televisie hoor je vaak – meestal van oud-topvoetballers – dat de resultaten in de eerste plaats afhangen van de kwaliteit van een selectie. De afgelopen vijftien seizoenen Paris Saint-Germain hebben het tegendeel bewezen. Ook in de absolute top begint alles bij de trainer. Bij de persoon die de opstelling bepaalt, die beslist waar en hoe er druk wordt gezet en die van 25 individuele spelers een gemotiveerde eenheid moet smeden. Daarvoor heb je niet alleen een visie nodig. Iedereen kan een visie uitprinten en ophangen. Het takenpakket van een trainer is zo allesomvattend geworden dat je eigenlijk niet meer van één trainer kunt spreken. Bij alle topclubs zie je trainerscollectieven die elkaar aanvullen, versterken en corrigeren.
Natuurlijk is het gemakkelijk om alle schuld bij John Heitinga te leggen. Er is rondom zijn persoon een ongezond sentiment ontstaan waartegen bijna niet te vechten valt. Dat is in de eerste plaats zijn eigen verantwoordelijkheid. Het trainerschap draait om geloofwaardigheid. Tijd krijg je niet, tijd dwing je af. Vanaf de eerste week van de voorbereiding heeft hij keuzes gemaakt, gedreven door een bepaald idee van voetballen. Wanneer die aanpak dan omslaat in naïviteit, zoals tegen Olympique Marseille, en de vraag opkomt of er sprake is van een gebrek aan inzicht of van een trainer die het niveau nog niet aankan, dan kom je op een kritiek punt terecht. Aan alles merk je dat de Ajax-spelers zelf ook twijfelen. Dat is niet het begin van het einde, dat is het einde zelf. Er is dan een wonder nodig wil Heitinga de situatie bij Ajax nog kunnen keren. Dat besef lijkt er intern ook te zijn gezien het profiel van de assistent-trainer waarnaar wordt gezocht.
Veel (beginnende) trainers maken de denkfout dat ze een visie moeten hebben en dat ze die moeten waarmaken. Ik zeg dat ik kan toveren en ik ga bewijzen dat ik kan toveren. Het zou verfrissend zijn als een trainer zegt dat hij geen filosofie heeft. Dat hij zijn spelers eerst beter wil leren kennen, uit respect voor hen, om daarna pas te bepalen hoe hij ze het beste kan helpen.
Ajax staat voor lef, heb ik Heitinga al een paar keren horen vertellen. Daarom ging hij in het Vélodrome lekker aanvallen met zijn ploeg. Met als resultaat dat ze voor lul stonden. Marseille - Ajax had ondanks de geweldige eerste vijf minuten niets met aanvallend voetbal of clubcultuur te maken. Het was de beginnersfout van een trainer die om de verkeerde reden is aangesteld: omdat hij ooit met lef voor Ajax speelde.
Het trainersvak is intens en complex. Het is bijna onmogelijk geworden je af te sluiten voor het constante geluid en gekrakeel van buitenaf. Het wordt er niet gemakkelijker op als je dan ook nog krampachtig vasthoudt aan een bepaalde speelwijze. Rúben Amorim kan erover meepraten. Hij ziet plotseling de ene na andere vertrokken Manchester United-speler uitblinken.
Een goede ploeg moet over meerdere wapens beschikken: kunnen verdedigen in een laag blok, sterk zijn in standaardsituaties, een betere tegenstander kunnen verrassen, domineren op de helft van de tegenstander, opportunistisch kunnen spelen. Dat begint bij een trainer die de kwaliteiten van zijn spelers – van al zijn spelers – op een realistische manier inschat. In plaats van vooraf keuzes te baseren op een vaag concept als Ajax-dna of lef. Om een zijstraat te nemen: Carlos Forbs en Georges Mikautadze zijn vrij goed terechtgekomen. In Amsterdam werden zij als Mislintat-aankopen weggehoond omdat ze niet in het plaatje pasten. Inmiddels is Forbs een kleine sensatie bij Club Brugge en is Mikautadze uitgegroeid tot een volwassen spits van La Liga-niveau.
Het gaat er niet om wat je wil zien, maar hóé je kijkt. Hoe je naar je eigen spelers kijkt, hoe je naar voetbal kijkt, hoe je naar een tegenstander kijkt. Daar begint voetbal mee.