Goed artikel vandaag in de Limburger;
Géén David tegen Goliath: de tijd dat er bierbuiken bij topamateurclubs rondliepen ligt achter ons
Rafael van der Vaart liet zich in Studio Voetbal onlangs weinig vleiend uit over de Utrechtse amateurploeg Hercules, die verantwoordelijk was voor de uitschakeling van Ajax in de KNVB-beker en het vanavond voor een plek in de kwartfinale opneemt tegen Cambuur.
De oud-international staat daarin niet alleen. Of het nou Hercules, Spakenburg of Quick Boys betreft: landelijke media laten geen mogelijkheid onbenut het romantische beeld te schetsen van de kleine, dappere David die de reus Goliath velt. Maar doen ze de ’amateurs’ daarmee niet tekort?
Aan tafel bij Op1 stak Hercules-coach René van der Kooij zijn ergernis niet onder stoelen of banken toen daar nog maar eens het filmpje werd vertoond waarin matchwinner Mats Grotenbreg vertelde voorafgaand aan die historische avond nog even snel een BigMac-menu naar binnen te hebben gewerkt. „Het is natuurlijk heel leuk om die verhalen te brengen, maar de aandacht gaat veel te veel uit naar dat soort dingen. Of naar de off-day van Ajax, of dat AZ het niet zo serieus nam. We onderschatten de amateurs ook wel een beetje.”
Toen VVSB in 2016 de laatste vier haalde, was spits Maikey Parami, destijds stagiair bij de Hema, voorpaginanieuws. Een scorende hotdogverkoper doet het goed. De cameraploegen wisten het filiaal van het warenhuis waar de Leidenaar werkte massaal te vinden. Zoals we ook van alle spelers van Spakenburg te weten kregen wat ze - naast het voetbal - voor de kost doen. Maar wie het basiselftal in de nipt verloren halve finale tegen PSV van vorig seizoen onder de loep neemt, kan moeilijk spreken over veredelde amateurs. Negen spelers waren ooit prof, samen goed voor 335 duels in het betaald voetbal. Volgens het betrouwbare Transfermarkt vertegenwoordigden ze gezamenlijk op de top van hun carrière een marktwaarde van ruim een miljoen euro.
Cees Bruinink is technisch directeur - een betaalde baan - van Katwijk, de regerend kampioen van de tweede divisie. „Ik durf te beweren dat topamateurclubs veel beter georganiseerd zijn dan menig club uit de eerste divisie”, stelt de Noord-Hollander onomwonden. „Dat hoor je ook van jongens die van dat soort clubs naar ons komen. Voor zulke gasten is het ook financieel een stuk aantrekkelijker in de tweede divisie, in combinatie met een maatschappelijke carrière. Vaak helpen we ze nog aan een baan ook.”
Soms gaan clubs nog een stap verder en zorgen ze voor een woning of auto. Hoewel er wat schimmig over gedaan wordt, is het publiek geheim dat de toppers uit de tweede divisie fors worden betaald. Veertigduizend euro ’schoon’ per seizoen, met uitschieters richting de zestig zelfs. Jan Modaal komt er niet aan.
Volgens Bruinink is het landschap de laatste vijftien jaar drastisch veranderd. „Voordat ik voor het technisch beleid verantwoordelijk werd, was ik hier trainer. In 2008 bestond het hoogste amateurniveau nog uit zes regionale hoofdklassen. Dan praat je over 84 clubs. In de tweede divisie spelen er achttien en die zijn enorm geprofessionaliseerd. Als wij vroeger uit speelden, gingen de kratten bier en flessen bacardi mee de bus in voor op de terugweg. Dat is tegenwoordig ondenkbaar. Er zijn heus wel jongens die een biertje lusten, maar de meesten zitten aan de water. Die gasten leven voor hun sport, en dat is nodig ook. Je komt er niet meer mee weg. De tijden zijn veranderd.”
„Ik heb het er wel eens met over met onze aanvoerder, Robbert Susan. Hij is inmiddels 36. Ik liet hem in 2011 debuteren. Hij hield van een feestje en ging donderdag-, vrijdag- én zaterdagavond op stap. Nou, ik weet wat hij er nu voor doet en vooral laat om op zijn leeftijd nog zo fit te zijn. Een wereld van verschil.”
Amateurclubs hebben op alle fronten flinke stappen gemaakt. Bruinink: „Onze staf bestaat uit een hoofdtrainer, drie assistenten, een keeperstrainer, een teammanager, een fysiotherapeut, twee verzorgers, een kracht- en conditietrainer, een wedstrijdanalist, een data- en video-specialist, drie materiaalmannen en een persvoorlichter. Elke wedstrijd wordt gefilmd en op de bank hebben ze een iPad. Als er een aanval is geweest, kunnen ze die meteen terugkijken. En in de rust zijn er al beelden beschikbaar om aan de jongens te laten zien.”
„Vooraf nuttigen ze een sportmaaltijd, na afloop krijgen ze een shake om het herstel te bevorderen. Ze dragen hartmeters en we kunnen precies zien hoe ze er conditioneel voor staan tijdens de wedstrijd. Elke stap die ze zetten, wordt in kaart gebracht. De was wordt voor ze gedaan en ze hebben prachtige presentatiekleding. En zo kan ik nog wel even doorgaan. En geloof mij, lang niet elke profclub kan dit allemaal navertellen.”
Bruinink weigert dan ook over een stunt te spreken als amateurs een eerstedivisionist kloppen. „Thuis tegen een club uit het rechterrijtje is het wat mij betreft 60/40. Er is echt sprake van nivellering. Zelfs eredivisionisten hebben het steeds lastiger tegen ons. Wij hadden ook ’gewoon’ moeten winnen van Almere City. We hadden zeventig procent balbezit en kregen achttien corners, zij nul. Het was eerder een stunt dat zij die pot wonnen.”