BlauwVinger
Well-known member
Deel I van VIII
Zwolsche Boys, het epitome van een volksclub, werd in 1918 opgericht door ‘spoorhazen’, werkzaam bij de Centrale Werkplaats van de Nederlandsche Spoorwegen. Zwolle is van oudsher een spoorknooppunt en de NS was destijds een prominente werkgever.
De Boys speelden jarenlang in de 2e divisie een ondergeschikte rol in de marge op het Gemeentelijk Sportpark, wat nu, kadastraal gezien en qua postcode, het Mac3Park is van PEC (Zwolle, ’82, FC).
In 1954 wordt tijdens een openbare ledenvergadering besloten dat de Boys, spelend op De Vrolijkheid, mee gaan doen aan het betaalde voetbal. Drie jaar later, in 1957, verhuist de club van De Vrolijkheid naar het vierhonderd meter verderop gelegen Gemeentelijk Sportpark aan de Ceintuurbaan.
In 1962 wordt de eerste aanzet gegeven voor wat uiteindelijk zou leiden tot één betaalde voetbalorganisatie aan de IJssel. De bloedgroepen zijn verdeeld.
De ledenvergaderingen van zowel Zwolsche Boys als PEC machtigen beide besturen om onderhandelingen over een fusie te beginnen. Echter, nauwelijks één week later stemmen de argwanende Boys, behept met een diepgeworteld minderwaardigheidscomplex, alweer tegen een fusie, zogenaamd omdat er ‘geen financiële garanties’ zijn. Zwolse Boys, zélf krap bij kas, stelt volgens de Zwolsche Courant onredelijke eisen vooraf waarna de commissie zichzelf opheft.
Vier jaar later, in 1966, vragen de Boys de gemeenteraad om een garantie voor een lening. Het gaat om tienduizend gulden om over meer liquide middelen te kunnen beschikken. De gemeenteraad weigert die lening en stelt opnieuw een commissie van ‘goede diensten’ samen. Deze commissie geeft de besturen van PEC en de Boys het advies om een begroting te maken voor één semi-profclub.
De ledenvergaderingen spreken een positief oordeel uit om de besturen hun gang te laten gaan. Doel is één semi-profclub organisatie en dat beide verenigingen voortaan de amateurstatus krijgen. PEC zou zelfs bereid zijn om de Boys voorlopig uit haar financiële lijden te halen, hetgeen door de verongelijkte Boys weer wordt gezien als provinciaals paternalisme. De poging mislukt.
Zwolsche Boys, het epitome van een volksclub, werd in 1918 opgericht door ‘spoorhazen’, werkzaam bij de Centrale Werkplaats van de Nederlandsche Spoorwegen. Zwolle is van oudsher een spoorknooppunt en de NS was destijds een prominente werkgever.
De Boys speelden jarenlang in de 2e divisie een ondergeschikte rol in de marge op het Gemeentelijk Sportpark, wat nu, kadastraal gezien en qua postcode, het Mac3Park is van PEC (Zwolle, ’82, FC).
In 1954 wordt tijdens een openbare ledenvergadering besloten dat de Boys, spelend op De Vrolijkheid, mee gaan doen aan het betaalde voetbal. Drie jaar later, in 1957, verhuist de club van De Vrolijkheid naar het vierhonderd meter verderop gelegen Gemeentelijk Sportpark aan de Ceintuurbaan.
In 1962 wordt de eerste aanzet gegeven voor wat uiteindelijk zou leiden tot één betaalde voetbalorganisatie aan de IJssel. De bloedgroepen zijn verdeeld.
De ledenvergaderingen van zowel Zwolsche Boys als PEC machtigen beide besturen om onderhandelingen over een fusie te beginnen. Echter, nauwelijks één week later stemmen de argwanende Boys, behept met een diepgeworteld minderwaardigheidscomplex, alweer tegen een fusie, zogenaamd omdat er ‘geen financiële garanties’ zijn. Zwolse Boys, zélf krap bij kas, stelt volgens de Zwolsche Courant onredelijke eisen vooraf waarna de commissie zichzelf opheft.
Vier jaar later, in 1966, vragen de Boys de gemeenteraad om een garantie voor een lening. Het gaat om tienduizend gulden om over meer liquide middelen te kunnen beschikken. De gemeenteraad weigert die lening en stelt opnieuw een commissie van ‘goede diensten’ samen. Deze commissie geeft de besturen van PEC en de Boys het advies om een begroting te maken voor één semi-profclub.
De ledenvergaderingen spreken een positief oordeel uit om de besturen hun gang te laten gaan. Doel is één semi-profclub organisatie en dat beide verenigingen voortaan de amateurstatus krijgen. PEC zou zelfs bereid zijn om de Boys voorlopig uit haar financiële lijden te halen, hetgeen door de verongelijkte Boys weer wordt gezien als provinciaals paternalisme. De poging mislukt.